In juni 2025 hebben wij de 2e editie van de WAUW Experience retreat gehad. Wat kan ik nou tijdens zo’n retreat verwachten? Uiteraard is dat voor iedereen weer verschillend. Om jou een zo helder mogelijk beeld te geven van wat dit retreat inhoudt, heb ik aan de deelnemers van dit jaar gevraagd of ze hun ervaringen wilde delen. In de onderstaande teksten zie je wat de deelnemers ontdekten.
De cactusreis voelde als een energetisch wasprogramma. Alsof ik door lagen heen gespoeld werd — van spanning, oude overtuigingen, weerstand. Laag voor laag werd ik schoner, helderder, zachter. Intens… maar verfrissend.
Er is veel gevoeld. Diepe pijn kwam naar boven, met tranen die eindelijk ruimte kregen. En toch… er is nu ook meer rust, meer vertrouwen. Iets in mij wil zich terugtrekken, wil ruimte om te laten bezinken – een soort verlangen naar stilte en alleen-zijn. Het proces voelt nog niet afgerond; het werkt door. Wat bovenkomt, is het loslaten van dierbaren – in de dood, maar ook in scheiding. Het is intens, pijnlijk, en raakt mijn hart diep.
Tijdens de Temazcal kon ik de vogels achter de vogels horen. Ik ben zó ver teruggegaan in de tijd – een tijd die tegelijk tijdloos aanvoelt. Ik kwam in een ruimte die verder reikt dan wie ik ben… en toch bén ik dat ook. Een veld voorbij identiteit, maar volledig herkenbaar.
Ik kan de vogels achter de vogels nog horen, in een heel wijd en diep bewustzijn. En het is zó fijn om hierin te voelen. Er is zoveel ruimte, zoveel stilte, en toch zoveel aanwezigheid.
Er is een relatie te onderhouden in de tijd, in wat ik niet ken. Iets wat zich nog niet toont, maar er wel is. Een aanwezigheid in het onbekende, die vraagt om aandacht en vertrouwen.
Ik eer het oude en breng heilige grond – klei – mee. Ik breng het in, omdat het mag. Zonder toestemming. Ik breng het in, omdat het klopt. Ik verlang naar het oude én het onbekende – naar dat wat vóór mij kwam, en toch in mij leeft.
De plant heeft mij verder gebracht, en opnieuw verdieping gegeven in liefde. Een liefde die ik te brengen heb – los van of die wel of niet ontvangen wordt. Een liefde die in het verleden is afgekapt, afgesnauwd… maar die nu weer mag stromen.
Er is behoefte aan solitude – om nog dieper te voelen in mezelf, en in het uitwasemen van mijn hart. In de stilte kan ik horen wat er werkelijk in mij leeft.
Solitude heeft een diepe plek in mijn hart gekregen. Het geeft me de ruimte om nog meer uit te wazemen met mezelf – verder en dieper te voelen wat er wil ontvouwen… wat er nog meer is. Solitude heeft een lieve plek in mijn hart. Het brengt me bij mezelf, waar ik kan uitwaasemen en voelen wat er verder nog gezegd wordt. Wat ik daarin zo bijzonder vind, is dat verschillende zintuigen en belevingen in elkaar overvloeien. Ik ga voelen wat er gezegd wordt – zoals we de bomen kunnen horen, of de muziek kunnen zien.
MIND – hoofdletters, M-I-N-D – raakt er warig van. Want terwijl ik getuig ben van de eindeloosheid, van de ruimtelijkheid, zit ik er tegelijkertijd middenin. Ik ben het én ik aanschouw het. Die helderheid is er, maar het hoofd wil er grip op krijgen – en daar raakt het in de war.
Buiten iedereen is een wolkje. En ik kijk van boven naar beneden – alsof ik even los ben van alles, zachtjes waarnemend. Er is rust, ruimte, overzicht. En toch voel ik me verbonden.
Ik zie dingen aankomen. Ik zie dingen gebeuren. En de kunst voor mij is om – juist omdat ik het kan voorzien – uit de angst te blijven. Want zodra ik die angst toelaat, geef ik haar door aan anderen. Het vraagt innerlijke discipline en vertrouwen, vooral wanneer het gaat over wat er in de wereld staat te gebeuren.
Toen ik helemaal naakt tot het einde van het terrein het bos in liep, voelde ik het ineens heel duidelijk: hier ben ik veilig. Hier ben ik vrij. Ik zou hier wel willen blijven. En toen zei Mona: ‘Je bent zo blij en vrij hierdoor, ook doordat je dit zo deelt. Ja… dát is wie je bent.’ Het raakte me. Die vrijheid, die openheid, en het gezien worden daarin.
Mijn ouders zitten als engeltjes op mijn schouders. En ik laat ze zien hoe ik vrij kan zijn. Een deel van mij is Marokkaans. Een deel van mij is Nederlands. Amsterdams. Ja, dat ben ik – zowat, weet je. En het mooie is: het geeft geen negatieve ingang meer. Ik ben er trots op. Ik heb het inmiddels ook helemaal toegeeigend. Het is van mij.
Ik blijf die planten fascinerend vinden. Ze doen namelijk nooit wat ík wil. En precies dát… is de kracht. Ze volgen geen verwachting, geen plan. Ze doen wat nodig is. Op hun manier, op hun tijd.
Vorige keer waren de bomen aan het wuiven, zacht en ritmisch, alsof ze iets wilden zeggen. En de vloer – de aarde zelf – was aan het ademen. Alles was levend. Alles bewoog. Alsof ik opgenomen werd in een groter ritme waar ik volledig deel van was.
De plant heeft me knock-down geslagen. Knock-out ook. Een uur lang was ik volledig ontslagen van alle verantwoordelijkheden — voor anderen, voor de groep, voor alles wat ik meestal draag. En juist daarin lag een diepe bevrijding. Een reset. Een herinnering dat ik ook gewoon mag zijn.
Ik lag bibberend in bed. Ik heb overgegeven. En ik werd met rust gelaten. Er was niets dat moest. Alleen de ruimte om te zijn, precies zoals het was.
Die planten hebben een gekke fijnmazigheid… alsof ze met duizend draadjes door me heen weven. Daardoor ontdek ik vreemde, onverwachte facetten van mezelf. Niet altijd prettig, maar altijd echt.
Door de inname van de plant wordt mijn mind uitgeschakeld. Normaal gesproken ben ik altijd aan het opletten. Op anderen. Op wat nodig is. Maar nu… hoeft dat even niet. Ik hoef niet alert te zijn. Niet te zorgen. Ik hoef niet op het juiste moment een pinda naar iemand te gooien omdat ze aandacht nodig heeft. Er is even niets te doen. Alleen maar zijn.
Ik wil graag dat het goed gaat — dat alles klopt. Daar ben ik ook in getraind, in opgeleid. Het zijn diepe, jarenlange… decennialange conditioneringen: dat ík degene ben die zorgt dat alles soepel verloopt, dat de logistiek klopt, dat het geheel draagt. En wat een verademing om te merken: anderen kunnen ook dingen. Ik hoef even niets te doen. Ik mag leunen, vertrouwen — op de ander, en op het grotere veld.
Rillen. Trillen. Het gevoel dat ik m’n hoofd van m’n romp wilde halen. Overgeven. Kotsen. Het was heftig, rauw, totaal. En toch… precies wat er nodig was.
Toen ik naar het meertje liep, richting de Temazcal, was ik al aan het bibberen. Ik stond al half in het water. En daar… kon ik zoveel van me afspoelen. Zoveel oude shit, spanning, gewicht. Het was zó fijn. Ook daarin gaat de reiniging gewoon door. Op eigen wijze, op eigen tempo.
Ik verlang naar een leven zonder strijd. Zonder voortdurend vechten, bewijzen, duwen of dragen. Een leven waarin ik mag zakken, mag ademen, en gewoon mag zijn.